2 bewegen

 

B1: spelen

Je hebt de verplichting om aan een aantal spelen mee te doen. Hier vertellen we er meer over.

B2: turnen

Turnen is een klassiek onderdeel van ons vak. Vroeger was het vak erg op turnen gericht.

B3: bewegen op muziek

Heerlijk toch. Het is een typische vorm die geweldig populair is. Muziek zet je als het ware aan het bewegen.

B4 atletiek

Naast turnen is dit het tweede klassieke onderdeel van ons vak. Atletiek heeft - mede door de Olympische Spelen - een unieke positie.

B5: zelfverdediging

In dit gedeelte vertellen we meer waar het bij dit soort vaardigheden om gaat.

B6: keuze activiteiten

Je mag ook bepaalde keuzes doen. Hier vertellen we er meer over.

keuze individueel/team

Je kunt natuurlijk ook individueel actief zijn: als sporter of gewoon omdat je actief wilt zijn

keuze: wat past bij mij?

Als je moest kiezen... hoe kies je dan?

Mobirise

honkbal: voorbeeld van een slag- en loopspel

Domein B: bewegen

Tijdens de lessen maak je met allerlei sporten kennis. En naast die sporten maak je kennis met een veelheid aan bewegingsvormen. Bijvoorbeeld vormen die je bij atletiek tegenkomt.

Hier een foto van een “slag- en loopspel”. Bekende slag- en loopspelen zijn honkbal en softbal. En bekende doelspelen zijn: voetbal, hockey, handbal. Terugslagspelen zijn o.a. badminton en tennis.
.
Het gaat er niet om dat je nu allerlei theorie moet leren maar wel dat je tijdens de lessen leert:
– wat een bepaald spel of bewegingsvorm inhoudt;
– hoe de meesten zo’n spel of bewegingsvorm ervaren;
– hoe een spel gespeeld wordt en wat het belang van de spelregels is;
– of er speciale bewegingen zijn die je onder de knie moet krijgen;
– wat er geregeld moet worden als je bijvoorbeeld een bepaald spel wilt spelen;
– waar je in het bijzonder op moet letten als het om veiligheid gaat;
– waar je als scheidsrechter mee te maken krijgt als je een spel leidt.

<<<


<<<


Made with ‌

Drag and Drop Website Builder